
Vandaag gaan we dieper in op een onderwerp waar iedere tuinliefhebber mee te maken krijgt: tuinonderhoud. Want een mooie tuin aanleggen is één ding, maar hoe zorg je dat je er jaar na jaar van blijft genieten, zonder dat het een voortdurende strijd tegen de natuur wordt? Daarover ga ik in gesprek met Albert Willigenburg, hovenier bij Janse & Berkhof Tuinen. Samen verkennen we hoe je tuinonderhoud op een ecologische manier kunt aanpakken. Bestaat een écht onderhoudsvrije tuin eigenlijk wel? Welke keuzes in ontwerp en materiaal maken een tuin onderhoudsvriendelijker? En wanneer laat je de natuur juist zijn werk doen?
Lees je deze podcast liever? Hieronder vind je een geschreven versie op basis van de podcast. Let op: het is geen letterlijk transcript, maar een samenvattend verhaal. In de podcast hoor je veel meer praktische tips en kennis.
Volgens Albert kun je duurzaamheid op twee manieren uitleggen: iets dat lang meegaat, bijvoorbeeld materialen, of iets waarvan de herkomst verantwoord is, zoals planten die inheems zijn. Hij zegt daarover: “In ons geval betekent het vooral dat we kijken waar producten vandaan komen en welke planten we gebruiken.” Judith zegt dat klanten duurzaamheid vaak verwarren met levensduur, zoals bij hout dat vijftien jaar meegaat.
Daarna komt het verschil tussen duurzaam en ecologisch hovenierschap ter sprake. Ecologisch is volgens Albert “een stapje verder”, omdat het echt vraagt om te werken vanuit natuurwaarden. Maar hij geeft toe dat niet elke klant weet wat ecologisch precies betekent, terwijl duurzaamheid wat makkelijker te begrijpen is.
Albert vertelt over de veranderingen in de hoveniersbranche. Hij werkt nu zes jaar bij zijn bedrijf en merkt dat de oudere generatie hoveniers anders werkt. “Er is echt een overgang gaande,” zegt hij. Voorheen is alles strak en netjes, terwijl er nu meer aandacht is voor de herkomst van materialen en ruimte voor natuur. Dat thema leeft maatschappelijk en politiek breed.
Als voorbeeld van veranderingen noemt hij dat chemisch spuiten bijna verleden tijd is. Ook over bladblazers spreken ze: elektrisch blazen wordt steeds normaler, al blijft bladblazen soms nodig om verstikking te voorkomen. Toch gaan bedrijven er bewuster mee om.
Er volgt een gesprek over hoeveel invloed klanten zelf hebben. Albert vertelt dat de bewustwording steeds meer van de hovenier zelf komt: “We gaan gewoon zo doen,” zegt hij over gezonde manieren van onderhoud. Klanten kunnen het proces versnellen door er expliciet om te vragen.
Een veelgehoorde wens van klanten is een onderhoudsvrije tuin. Daarover zegt Albert: “Het bestaat natuurlijk wel, maar dan doe je er gewoon zelf niks aan.” Zelfs een tuin vol tegels vraagt onderhoud, omdat onkruid toch opkomt en tegels vuil worden. Hij benadrukt dat het belangrijk is om goed te bespreken wat men bedoelt met “onderhoudsvriendelijk”. Als mensen bijvoorbeeld veel verschillende planten willen, hoort daar ook verzorging bij.
Over plantensoorten vertelt Albert dat hij vaak adviseert kleine groepjes planten door elkaar te zetten in plaats van grote vlakken. Dan valt het minder op als er eentje uitvalt en oogt het natuurlijker. Zo zegt hij: “Als je groepjes aanplant, valt het op als er eentje doodgaat.”
Wat betreft het beste plantmoment zijn Albert en Judith het eens: de herfst is ideaal. Dan krijgen planten rustig de tijd om te wortelen voordat de zomer komt. “In april planten kan prima,” voegt Albert toe, “maar dan moet je gewoon meer water geven.”
Het gesprek gaat verder over materialen. Albert noemt halfverhardingen zoals Achterhoekspadvast als onderhoudsvriendelijk alternatief voor tegels, hoewel je dan soms wat gruis naar binnen loopt. Hij benadrukt dat goedkoop hout en slecht gelegde bestrating uiteindelijk juist meer onderhoud opleveren. Volgens hem is degelijk werk met kwaliteitsmaterialen de investering waard, omdat je er daarna minder omkijken naar hebt.
Ze bespreken dat het onderhoudsvriendelijke karakter niet alleen over planten gaat. Goed gekozen materialen en vakmanschap helpen enorm. Als voorbeeld noemt hij kastanje- of robinia-hout dat weinig onderhoud nodig heeft, terwijl geschilderde schuttingen vaker bijgewerkt moeten worden.
Een ander thema is dat je in een ecologische tuin juist minder hoeft te doen. Albert vertelt dat winterklaar maken – alles opruimen en kortwieken – steeds minder gebeurt. Blad en takken mogen blijven liggen als nestgelegenheid. “Eigenlijk moet je wat minder de controle willen,” zegt hij. Over het gazon merkt hij op dat mensen vaak denken dat gras makkelijk is, maar dat een strak gazon juist veel werk kost. Bodembedekkers maken een tuin meestal onderhoudsvriendelijker.
Wat betreft onderhoud door een hovenier legt Albert uit dat zij meestal twee keer per jaar langskomen, bijvoorbeeld in juni en september voor het snoeien van hagen en ander onderhoud. In maart of april snoeien ze wat in de winter is blijven staan. Hij benadrukt dat je niet alles uit handen hoeft te geven: “Misschien hoeft de hovenier maar een paar dingen te doen en de rest doe je zelf.”
Op de vraag wat je beter aan de professional kunt overlaten, noemt hij bijvoorbeeld bomen aanplanten en straatwerk. Maar vaste planten aanplanten kunnen klanten vaak zelf. Hij geeft als tip dat je altijd kunt bespreken welk deel je uitbesteedt en wat je zelf doet.
Als afsluiter komt het idee voorbij dat je je tuin ook eens moet bekijken vanuit het perspectief van een egel of een vogel: waar kunnen dieren schuilen, eten vinden en zich verplaatsen? Volgens Albert helpt dat om andere keuzes te maken. “Dat klinkt kinderlijk, maar het werkt echt goed,” zegt hij.
Tot slot beaamt hij dat groen gelukkig maakt. Hij vertelt dat hij ook na werktijd graag in zijn eigen tuin bezig is. “Je bent gewoon bezig in de tuin, dat maakt je gelukkig,” zegt hij.