Maak je in de eerste helft van het jaar een flinke boswandeling, dan is de kans groot dat je massaal sneeuwklokjes, boshyacinten of daslook in bloei ziet. Het geeft een wonderlijk beeld als er duizenden tegelijk staan te shinen. Het is ook een moment waar we als natuurliefhebbers naar uitkijken. Na een koude en gure winter is het eerste sneeuwklokje een mijlpaal die ons vertelt dat de lente niet lang meer op zich laat wachten.
Verwilderaars
Veel van de soorten die je in het voorjaar in het wild ziet bloeien vallen in de categorie ‘stinzen’. Stinzenplanten zijn bollen die goed kunnen verwilderen. Ze breiden zich zelfstandig uit. Daarom ontstaan er velden vol van, zonder veel moeite van de mens. De naam stinzen slaat niet per se alleen maar op bollen, ook al bestaat de stinzenlijst daar voor een groot deel uit. De meest bekende zijn sneeuwklokjes en krokussen, maar ook Fritillaria meleagris (kievitsbloem), Convallaria majalis (lelietje-der-dalen) en Narcissus pseudonarcissus subsp. pseudonarcissus (wilde narcis) horen erbij. Ook wortelstokken (zoals bosanemoon) en ‘gewone’ planten als Persicaria bistorta (adderwortel) en Pulmonaria officinalis (gevlekt longkruid) horen erbij.
Je kunt stinzen een handje helpen met verwilderen. Tijdens of net na de bloei kun je de pollen van bijvoorbeeld sneeuwklokjes, lenteklokjes, hyacinten en kievietsbloemen opgraven. Haal de pollen voorzichtig uit elkaar zodat je weer losse bolletjes hebt die je kunt herverdelen in de tuin. Zo verspreiden ze zich sneller. Verdeel stinzenbollen altijd heel losjes en organisch over je border of tuin, dan oogt het een stuk natuurlijker.
Niet van hier
We zijn al die stinzen stiekem een beetje gaan zien als ‘onze’ planten - vraag iemand waar krokussen vandaan komen en ze zeggen waarschijnlijk ‘van hier, toch?’ - maar dat is bijna nooit het geval. Ondanks het huiselijke gevoel dat we krijgen van alle krokussen en sneeuwklokjes, zijn bijna alle stinzen geïmporteerd. Op een paar soorten na zijn het geen echte inheemse planten, ook al hebben ze zich heel goed gevestigd in onze natuur. Inheemse stinzen zijn bijvoorbeeld de wilde narcis, Tulipa sylvestris (bostulp) en Corydalis solida (vingerhelmbloem).
De reden dat de niet-inheemse soorten hier voor komen, is omdat mensen van adel ze lieten importeren om hun tuinen nog exclusiever te maken. Een goed partijtje opscheppen dus. Het bleken planten te zijn die hier heel goed groeien, vandaar dat het lijkt alsof ze er altijd al waren. De meeste soorten komen uit Midden- en Zuid-Europa, niet heel ver weg, maar er zijn ook een paar Perzische en Aziatische soorten. Die laatste soort noem je exotische stinzenplanten, daar hoort bijvoorbeeld Fritilliaria imperialis (keizerskroon) bij. Prachtig, maar eigenlijk geen echte stins omdat de plant niet kan verwilderen in onze omstandigheden.
Wist je dat we de mooiste stinzen verkopen in onze webshop?
Bekijk alle stinzen hier.
Vroeg kleur
In je tuin zijn stinzen vooral een fijne aanvulling omdat ze het tuinseizoen vervroegen. Met sneeuwklokjes en Eranthis hyemalis (winterakoniet) in januari, Crocus tommasinianus (boerenkrokus) in februari en Anemone nemorosa (bosanemoon) in maart heb je veel meer te bieden aan insecten die vroeg wakker worden. Het zijn bollen die weinig ruimte innemen en prima als onderbeplanting kunnen functioneren. Een vaste plant die in maart of april begint op te komen kan heel goed net naast een polletje stinzen staan. Zo heb je op dezelfde plek meerdere piekmomenten. Ook in een weide of gazon staan stinzen prachtig, je maait ze later in het jaar gewoon mee als ze uitgebloeid zijn.
Gezonde groei
Over het algemeen groeien stinzen graag op een luchtige en kalkrijke bodem. Is jouw bodem dat niet? Dan is dat simpel op te lossen door wat extra kalk te strooien. Op een zanderige bodem kun je een handje kleimineralen door de bodem mengen bij elke plantgat, want bollen groeien niet zo lekker op hele lichte grond. Op zware kleigrond mag het juist wat luchtiger met hulp van compost of boomschors. Plant ongeveer 15 - 25 bolletjes per vierkante meter als je een hele weide wilt laten verwilderen. In een border maken wij altijd groepjes van 3 - 5 bolletjes die we met een afstand van ongeveer anderhalve meter verspreiden. Het verwilderen duurt meestal een jaar of drie à vier, een beetje geduld is wel nodig. Aanplanten kan vanaf oktober tot het flink vriest. Later kan ook, dan bloeien ze het jaar daarna.
^ Dit artikel komt uit issue #2 van het MAY & JUNE magazine. Dit nieuwe tuintijdschrift vol inspiratie verschijnt 4x per jaar. Klik hier voor meer informatie.